Twee homoseksuele mannen, een uit Canada en een uit India, gaan een hete ontmoeting aan. Ze verkennen elkaars lichamen en genieten van de verschillende smaken van hun respectieve culturen.
Twee jongens uit verschillende hoeken van de wereld, een uit het land van ahornsiroop, Canada, en de andere uit het met kruiden gevulde land van India, besluiten de zwaarden te kruisen in een hete sessie van rauwe, onvervalste passie. De Canadees, met zijn magere, gespierde lichaam, hunkert naar de aanraking van zijn Indiase tegenhanger, wiens lichaam even verleidelijk is. De Indiaan daarentegen wil graag de diepten van zijn verlangens verkennen met de Canadezen, hun lichamen verstrengeld in een dans die even oud is als de tijd zelf. Hun ontmoeting is een bewijs van de universele taal van verlangen, een taal die grenzen overschrijdt, ras en crehoned. Ze verkennen elkaars, hun lijmen, kreunen van elkaarsympathie, het plezier van homo's, het plezier dat alleen maar kan voortbrengen over de rauwe liefde, de fysieke verbondenheid die alleen kan leiden tot rauwe seks, de passie die alleen maar kan leiden tot de rauwheid van liefde.